Wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (31 maart 2003)
(Ministerie van Binnenlandse Zaken)

(Staatsblad van 3 februari 1999 - p. 3 042 - Belgisch Staatsblad van 31 maart 2003 - p. 16 003)

Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL I. - Definities

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

1° voetbalwedstrijd : de variant van het voetbalspel die met twee ploegen van elf spelers op een grasveld of op een veld in synthetisch materiaal wordt gespeeld, met uitzondering van de wedstrijden van een damescategorie of een bepaalde leeftijdscategorie;

2° nationale voetbalwedstrijd : de voetbalwedstrijd gedefinieerd in het 1° waaraan ten minste één club uit een van de hoogste twee nationale afdelingen deelneemt;

3° internationale voetbalwedstrijd : de voetbalwedstrijd gedefinieerd in het 1° waaraan ten minste één niet-Belgische ploeg deelneemt en die deelneemt aan een buitenlands kampioenschap of representatief is voor een vreemde natie;

4° organisator : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd geheel of ten dele organiseert of laat organiseren, op eigen initiatief of op initiatief van een derde;

5° steward : een natuurlijke persoon, aangeworven door de organisator krachtens artikel 7, om de toeschouwers te ontvangen en te begeleiden bij een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd, teneinde het goede verloop van de wedstrijd met het oog op de veiligheid van de toeschouwers te waarborgen;

6° speelveld : de afgebakende ruimte waarop de deelnemers zich bewegen gedurende een voetbalwedstrijd;

7° stadion : elke plaats waar een voetbalwedstrijd gespeeld wordt, voor zover het speelveld grenst aan ten minste een tribune; deze plaats wordt afgebakend door een buitenomheining die de perimeter ervan definieert;

8° tribune : plaats, grenzend aan het speelveld, bestemd om zittende of staande toeschouwers te ontvangen, en die oplopende rijen of een of meer onbeweegbare elementen omvat.

TITEL II. - Verplichtingen van de organisatoren en van de overkoepelende sportbond

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 3. Onverminderd de door of krachtens de wet nader bepaalde maatregelen te treffen door de organisator van een voetbalwedstrijd en onverminderd de door de bevoegde overheden genomen maatregelen, rust op de organisator van elke voetbalwedstrijd de verplichting om alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om schade aan personen en goederen te voorkomen, daaronder begrepen alle praktische maatregelen tot voorkoming van wangedrag door de toeschouwers.

Om de draagwijdte van deze verplichting te bepalen wordt onder meer rekening gehouden met overeenkomsten die aangegaan worden tussen de organisator enerzijds en de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten anderzijds.

Art. 4. Voor elke voetbalwedstrijd maakt de organisator uitsluitend gebruik van stadions of delen van stadions die aan de door de Koning bepaalde veiligheidsnormen voldoen.

HOOFDSTUK II. - Bijzondere verplichtingen van de organisatoren

Art. 5. De organisatoren van nationale voetbalwedstrijden die behoren tot het nationale kampioenschap zijn ertoe gehouden om met betrekking tot hun verplichtingen ten laatste op 1 augustus van elk jaar een overeenkomst af te sluiten met de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten.

De organisatoren van nationale en internationale voetbalwedstrijden die niet gehouden zijn om een overeenkomst af te sluiten krachtens het eerste lid, hebben de verplichting om bedoelde overeenkomst af te sluiten binnen een termijn vastgelegd door de burgemeester, met dien verstande dat de overeenkomst afgesloten dient te zijn op zijn minst acht dagen voor de wedstrijd waarop ze van toepassing is of voor de eerste wedstrijd van de reeks van wedstrijden waarop ze toepassing vindt.

Een origineel exemplaar van de overeenkomst dient overgezonden te worden aan de minister bevoegd voor de Binnenlandse Zaken, binnen de termijnen gesteld in het eerste en tweede lid. ]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

Art. 6. Voor de coördinatie en de leiding van het veiligheidsbeleid duiden de organisatoren van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd een behoorlijk gemandateerde veiligheidsverantwoordelijke aan.

Art. 7. De organisatoren van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd werven [ stewards van het ene en het andere geslacht ].
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

Art. 8. De Koning bepaalt het minimum aantal stewards en hun hiërarchische structuur, de bevoegdheden en taken van de veiligheidsverantwoordelijken, alsmede de minimale voorwaarden van rekrutering, opleiding en bekwaamheid waaraan stewards en veiligheidsverantwoordelijken moeten voldoen.

Art. 9. De organisatoren die meerdere nationale voetbalwedstrijden op hetzelfde speelveld organiseren, richten een lokale adviesraad voor de veiligheid bij voetbalwedstrijden op.

De Koning bepaalt de taken, de samenstelling en de overige werkingsregels van deze lokale adviesraad.

Art. 10. De organisatoren van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd nemen ten minste de volgende maatregelen :

1° het opstellen van een reglement van inwendige orde, dat op een duidelijke en blijvende manier aan de toeschouwers wordt meegedeeld;

2° het vaststellen van een regeling van burgerrechtelijke uitsluiting en een regeling inzake afgifte van voorwerpen in het reglement van inwendige orde;

3° het controleren van de naleving van het reglement van inwendige orde;

4° het nemen van maatregelen van actieve en passieve veiligheid die de veiligheid van het publiek en de hulp- en politiediensten beogen door de beheersing van de beweging van toeschouwers, de scheiding van rivaliserende toeschouwers, en de concrete tenuitvoerlegging van het reglement van inwendige orde;

5° het verzekeren van het ticketbeheer, waaronder in ieder geval begrepen is : het aanmaken van de toegangsbewijzen, de distributie ervan, de toegangscontrole en de controle op de geldigheid en op het regelmatig bezit van de toegangsbewijzen. De Koning kan hiertoe bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels van het ticketbeheer vaststellen;

6° het installeren van bewakingscamera's in de gevallen en op de wijze die de Koning bepaalt, na advies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Koning kan aanvullende concrete beschikkingen bepalen teneinde de veiligheid van de toeschouwers en het vreedzaam verloop van de wedstrijd te garanderen, die binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van het besluit houdende deze beschikkingen bij wet dienen te worden bekrachtigd.

HOOFDSTUK III. - Bijzondere verplichtingen voor de overkoepelende sportbond

Art. 11. Naast het nemen van de noodzakelijke maatregelen wanneer hij zelf als organisator van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd optreedt, is met betrekking tot de maatregelen bepaald in Titel II, Hoofdstuk II, de overkoepelende sportbond gehouden volgende maatregelen te nemen :

1° in elk geval een permanente coördinatie te verzekeren van de bijzondere verplichtingen van de organisatoren, overeenkomstig Titel II, Hoofdstuk II;

2° voor zover dit nodig blijkt, middelen ter beschikking te stellen van de organisatoren om hen in staat te stellen hun bijzondere verplichtingen na te komen;

3° voor zover de maatregelen vermeld onder 1° of 2° niet toereikend zijn, zelf rechtstreeks en actief aan de uitvoering ervan deel te nemen zodat debijzondere verplichtingen worden uitgevoerd, en dit op gecoördineerde wijze.

HOOFDSTUK IV. - Taken en bevoegdheden van de stewards

Art. 12. Bij het uitoefenen van hun taken en bevoegdheden treden de stewards op in het stadion. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder stadion verstaan de ruimte die slechts kan betreden worden mits het voorleggen van een toegangsbewijs.

[ Voor de opdrachten bedoeld in artikel 15, vierde lid, 16 en 17, eerste lid, en voorzover het in de overeenkomst bedoeld in artikel 5 bepaald wordt, kunnen de stewards tussenkomen in de perimeter omschreven in artikel 2, 9°, en, tijdens georganiseerde collectieve verplaatsingen van supporters, op heel het grondgebied.]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

AFDELING 1. - Bevoegdheden

Art. 13. De stewards kunnen de toeschouwers van hetzelfde geslacht als het hunne verzoeken zich vrijwillig aan een oppervlakkige controle van kleding en bagage te onderwerpen, teneinde voorwerpen te detecteren waarvan het binnenbrengen in het stadion het verloop van de wedstrijd kan verstoren, de veiligheid van de toeschouwers in het gedrang kan brengen of de openbare orde kan verstoren.

De stewards kunnen om afgifte van die voorwerpen verzoeken.

Een ieder die zich tegen deze controle of afgifte verzet of bij wie is vastgesteld dat hij of zij in het bezit is van een wapen of een gevaarlijk voorwerp, wordt door de stewards de toegang tot het stadion ontzegd.

AFDELING 2. - Taken

Art. 14. Indien nodig, vergezellen de stewards de scheidsrechters, lijnrechters en spelers van de kleedkamers tot het speelveld.

Art. 15. De stewards nemen deel aan de controle op de naleving van het reglement van inwendige orde.

Zij inspecteren de inrichtingen voor en na de wedstrijd; zij melden onmiddellijk elke tekortkoming aan de voorziene veiligheidsmaatregelen aan de veiligheidsverantwoordelijke om dit terstond te verhelpen.

De stewards zien erop toe dat via toegangs- en evacuatiewegen een vlotte doorgang mogelijk is naar uitgangen en parkings.

De stewards zorgen voor het onthaal van de toeschouwers en voor de begeleiding naar hun plaatsen; ze zien erop toe dat het publiek geen toegang krijgt tot de niet voor het publiek toegankelijke zones.

Art. 16. De stewards verstrekken aan het publiek alle nuttige informatie met betrekking tot de organisatie, de infrastructuur en de hulpdiensten.

Ze delen aan de hulp- en politiediensten elke informatie mee betreffende de toeschouwers die de orde kunnen verstoren.

Art. 17. De stewards nemen alle passende maatregelen in afwachting van het optreden van de hulp- en veiligheidsdiensten.

Zij treden preventief op in elke situatie die de openbare orde kan bedreigen.

HOOFDSTUK V. - Sancties

Art. 18. Overeenkomstig de procedure bepaald in Titel IV van deze wet kan een administratieve geldboete van twintig duizend frank tot tien miljoen frank worden opgelegd aan de organisator van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd die de verplichtingen voorgeschreven door of krachtens de artikelen 3, 4, 5 of 10, voor zover deze op hem van toepassing zijn, niet naleeft.

Overeenkomstig de procedure bepaald in Titel IV van deze wet kan een administratieve geldboete van twintig duizend frank tot vijf miljoen frank worden opgelegd aan de organisator van een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd of aan de overkoepelende sportbond die de overige verplichtingen voorgeschreven door of krachtens Titel II niet naleeft.

TITEL III. - Feiten die het verloop van de nationale voetbalwedstrijd of van de internationale voetbalwedstrijd kunnen verstoren

Art. 19. Deze titel is van toepassing op feiten gepleegd gedurende de ganse periode tijdens welke het stadion, waarin een nationale voetbalwedstrijd of een internationale voetbalwedstrijd plaatsvindt, toegankelijk is voor de toeschouwers.

[ De artikelen 20bis en 23bis zijn evenwel ook van toepassing op feiten, begaan in de perimeter, tijdens de periode die aanvangt 5 uur vóór het begin van de wedstrijd en die eindigt 5 uur na het einde van de wedstrijd.

De artikelen 20, 21, 22, 23, 23ter en 24 zijn ook van toepassing op feiten begaan tijdens de periode waarin het stadion waar een wedstrijd tussen twee ploegen van derde nationale klasse plaatsvindt, toegankelijk is voor toeschouwers. ]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

Art. 20. Eenieder die zonder gerechtvaardigde reden één of meer voorwerpen gooit of schiet van of naar het speelveld of de zone die het speelveld omringt, daaronder begrepen de tribunes, kan één of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24.

Art. 20bis. Eenieder die zich bevindt in de perimeter omwille van en ter gelegenheid van een voetbalwedstrijd en die zonder gerechtvaardigde reden één of meer voorwerpen gooit of schiet naar een roerend goed, een onroerend goed of één of meer personen, zich bevindend in of buiten de perimeter, kan één of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24. ]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

Art. 21. Eenieder die het stadion onrechtmatig betreedt, [ of poogt te betreden ] kan één of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24.
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Als onrechtmatig betreden worden beschouwd :

1° het betreden van het stadion in overtreding van een administratief of gerechtelijk stadionverbod;[ of een stadionverbod als beveiligingsmaatregel ]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

2° het betreden van het stadion wanneer de toegang hem daartoe werd ontzegd met toepassing van artikel 13, derde lid.

Art. 22. [ Behoudens wettelijk voorschrift, overheidsbevel of een andere uitdrukkelijke en voorafgaande toelating of gerechtvaardigde reden waaruit het geoorloofd karakter blijkt, kan eenieder die bepaalde zones van het stadion betreedt of poogt te betreden zonder in het bezit te zijn van een geldig toegangsbewijs voor die zone of die plaatsen betreedt of poogt te betreden die voor het publiek niet toegankelijk zijn, een of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24.]
(Vervangen bij W.10.03.2003)

Als plaatsen die voor het publiek niet toegankelijk zijn worden beschouwd :

1° het speelveld en de aansluitende zones die zijn afgescheiden van het publiek;

2° de muren, omheiningen of andere middelen bestemd tot het scheiden van de toeschouwers;

3° de door de Koning als niet toegankelijk voor het publiek omschreven zones.

Art. 23. Eenieder die, alleen of in groep, door zijn gedrag het verloop van een nationale voetbalwedstrijd of van een internationale voetbalwedstrijd verstoort door het aanzetten tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van een of meer personen die zich in het stadion bevinden, kan een of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24.

Art. 23bis. Eenieder die zich in de perimeter bevindt, alleen of in groep, omwille van en ter gelegenheid van een voetbalwedstrijd, en aanzet tot slagen en verwondingen, haat of woede ten opzichte van een of meer personen zich bevindend in of buiten de perimeter, kan een of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24.]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Art. 23ter. Eenieder die pyrotechnische voorwerpen bedoeld om licht, rook of lawaai te produceren binnen brengt, poogt binnen te brengen of die in het bezit is van zulke voorwerpen in het stadion, kan een of meer sancties oplopen als bepaald in artikel 24. ]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Art. 24. Overeenkomstig de procedure bepaald in Titel IV kan in geval van overtreding van de artikelen [ van de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis en 23ter ] een administratieve geldboete van tienduizend tot tweehonderdduizend frank en een administratief stadionverbod voor een duur van drie maanden tot vijf jaar worden opgelegd, of één van deze sancties alleen.
(Vervangen bij W.10.03.2003)

[ In geval van overtreding van de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis en 23ter kan een administratief stadionverbod voor een duur van drie maanden tot vijf jaar worden opgelegd aan de minderjarige boven de veertien jaar. ]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

TITEL IV. - Procedure betreffende de administratieve rechtsvordering

HOOFDSTUK I. - Vaststelling van de feiten

Art. 25. De feiten zoals gesanctioneerd in de artikelen 18 en 24 worden bij proces-verbaal vastgesteld door een politieambtenaar. De feiten zoals gesanctioneerd in artikel 18 kunnen ook bij proces-verbaal worden vastgesteld door een daartoe door de Koning aangewezen ambtenaar.

Het origineel van dit proces-verbaal wordt gestuurd aan de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid.

Voor de feiten bedoeld [in de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis en 23ter] wordt een afschrift van het proces-verbaal tezelfder tijd gestuurd aan de procureur des Konings.
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

HOOFDSTUK II. - Opleggen van sancties

Art. 26. [§1.] De administratieve sanctie wordt opgelegd door de door de Koning aangewezen ambtenaar, met uitzondering van de ambtenaar die met toepassing van artikel 25 proces-verbaal heeft opgemaakt.
(hernummerd bij W.10.03.2003)

Wanneer de ambtenaar beslist dat er reden is om de administratieve procedure aan te vatten, deelt hij de overtreder door middel van een ter post aangetekend brief mee :

1° de feiten waarvoor de procedure is opgestart;

2° het feit dat de overtreder de gelegenheid heeft om binnen dertig dagen te rekenen van de datum van kennisgeving van de aangetekende brief, zijn verweermiddelen uiteen te zetten bij een ter post aangetekende brief, en dat hij het recht heeft om bij die gelegenheid de in het eerste lid bedoelde ambtenaar om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken;

3° het feit dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan door een raadsman;

4° het feit dat de overtreder het recht heeft zijn dossier te consulteren;

5° een afschrift van het in artikel 25, eerste lid, bedoelde proces-verbaal, gevoegd als bijlage.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaar bepaalt in voorkomend geval de dag waarop de betrokkene conform zijn verzoek krachtens het tweede lid, 2°, uitgenodigd wordt de mondelinge verdediging van zijn zaak voor te dragen.

[ § 2. Wanneer de administratieve procedure tegen een minderjarige overeenkomstig artikel 24, tweede lid, wordt aangevat, wordt de in § 1, tweede lid, bedoelde aangetekende brief aan de minderjarige en aan zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen, gestuurd.

De minderjarige wordt altijd gevraagd om zich mondeling te komen verdedigen.

Een kopie van zijn verhoor wordt aan de minderjarige afgegeven, evenals aan zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen wanneer deze tijdens het verhoor aanwezig waren.

Indien de minderjarige geen advocaat heeft, wordt er hem één toegewezen.

Wanneer de feiten bij de in § 1, eerste lid, bedoelde ambtenaar aanhangig worden gemaakt met toepassing van artikel 25, brengt hij onmiddellijk de stafhouder van de orde der advocaten op de hoogte. Het bericht wordt op hetzelfde tijdstip als de in het eerste lid bedoelde aangetekende brief, opgestuurd.

De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand wijst ten laatste twee werkdagen na het bericht een advocaat aan. Die advocaat wordt belast met het begeleiden van de minderjarige tijdens heel de procedure. Een kopie van het bericht aan de stafhouder wordt bij het dossier van de procedure gevoegd.

De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand waakt erover dat indien er tegenstrijdigheid van belangen is, de betrokkene door een andere advocaat dan die op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen een beroep zouden hebben gedaan, wordt bijgestaan.]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Art. 27. Na afloop van de termijn bepaald in artikel 26, tweede lid, 2°, of in voorkomend geval na de schriftelijke of mondelinge verdediging van de zaak door de overtreder of zijn raadsman, kan de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, de overtreder een sanctie opleggen op basis van de artikelen 18 of 24.

Art. 28. De beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van een maand, te rekenen vanaf de dag van kennisgeving, bedoeld in artikel 30.

Het hoger beroep heeft schorsende kracht.

Art. 29. De beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie wordt gemotiveerd. Zij vermeldt eveneens het bedrag van de administratieve geldboete en de duur van het administratief stadionverbod, of een van die sancties alleen, en de bepalingen van artikel 31.

De administratieve sanctie staat in verhouding tot de ernst van de feiten die haar verantwoorden, en in verhouding tot de eventuele herhaling.

De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken [op de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis of 23ter] zal het voorwerp uitmaken van een enkele administratieve geldboete en een enkel administratief stadionverbod, of van een van deze sancties, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.

[De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op de verplichtingen opgelegd door of krachtens Titel II zal het voorwerp uitmaken van een enkele administratieve geldboete in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Wanneer de administratieve sanctie wordt opgelegd aan een organisator, [kan in de genomen beslissing worden bepaald binnen welke termijn de vastgestelde inbreuken moeten verholpen worden ] .
(Vervangen bij W.10.03.2003)

HOOFDSTUK III. - Kennisgeving van de beslissing

Art. 30. Van de beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven aan de overtreder en, bij schending [ van de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis of 23ter] , aan de procureur des Konings.
(Vervangen bij W.10.03.2003)

[ Wanneer de beslissing genomen wordt overeenkomstig artikel 24, tweede lid, wordt ze ook aan de vader en de moeder, de voogden of de personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, betekend.]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

HOOFDSTUK IV. - Hoger beroep

Art. 31. [§1] De overtreder die de beslissing van de in artikel 26, eerste lid, bedoelde ambtenaar betwist, tekent op straffe van verval binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing, bij wege van verzoekschrift, beroep aan bij de politierechtbank.

Tegen de beslissing van de politierechtbank staat geen hoger beroep open.

Onverminderd de bepalingen in het eerste en tweede lid zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op het beroep bij de politierechtbank en [ de buitengewone rechtsmiddelen ]
(Vervangen bij W.10.03.2003)

[ § 2. Indien de beslissing genomen wordt ten opzichte van een minderjarige die veertien jaar was op het ogenblik van de feiten, wordt het beroep bij de jeugdrechtbank ingediend.]
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

 

HOOFDSTUK V. - Verjaring van de administratieve vordering

Art. 32. De ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, kan geen administratieve sanctie opleggen na het verstrijken van een termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop het feit werd gepleegd, de mogelijke beroepsprocedures niet inbegrepen.

HOOFDSTUK VI. - Uitzonderingsbepalingen

Art. 33. Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer feiten, zoals gesanctioneerd in artikel 24 gepleegd worden door een overtreder die in België woonplaats noch hoofdverblijfplaats heeft.

Art. 34. In geval van vaststelling van overtreding [van de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis of 23ter ] kan, met instemming van de overtreder, onmiddellijk een som van tienduizend frank geheven worden door de ambtenaar, bedoeld in artikel 26, eerste lid.
(Vervangen bij W.10.03.2003)

De beslissing tot het opleggen van de onmiddellijke heffing wordt door de betrokken ambtenaar medegedeeld aan de procureur des Konings.

De Koning bepaalt de modaliteiten van heffing en indexatie van de som.

De onmiddellijke betaling van de som doet de mogelijkheid vervallen de overtreder voor het betreffende feit een administratieve geldboete op te leggen.

De betaling van de onmiddellijke heffing verhindert niet dat de procureur des Konings toepassing maakt van artikel 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering of de strafvervolging instelt. In geval van toepassing van artikel 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering wordt de onmiddellijk geheven som toegerekend op de door het openbaar ministerie vastgestelde som en wordt het eventuele overschot terugbetaald.

In geval van veroordeling van de betrokkene wordt de onmiddellijk geheven som toegerekend op de aan de staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken geldboete en wordt het eventuele overschot terugbetaald.

In geval van vrijspraak wordt de onmiddellijk geheven som teruggegeven.

In geval van voorwaardelijke veroordeling wordt de onmiddellijk geheven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten.

HOOFDSTUK VII. - Bijzondere bepalingen

Art. 35. De procureur des Konings beschikt over een termijn van een maand, te rekenen van de dag van ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal bedoeld in artikel 25 om de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart of een strafrechtelijke vervolging werd ingesteld.

Vóór het verstrijken van deze termijn kan de ambtenaar bedoeld in artikel 26, eerste lid, geen administratieve sanctie opleggen op basis van artikel 24, behoudens voorafgaande mededeling door de procureur des Konings dat deze geen gevolg aan het feit wenst te geven.

De in het vorige lid vermelde mededeling door de procureur des Konings, doet de mogelijkheid vervallen voor de in artikel 26, eerste lid, bedoelde ambtenaar om een administratieve sanctie op te leggen op basis van artikel 24.

Art. 36. De mogelijkheid tot het instellen van de strafvordering door de procureur des Konings voor feiten die sanctioneerbaar zijn op basis van artikel 24, maar die door de procureur des Konings worden gekwalificeerd als misdrijven, vervalt indien geen mededeling gebeurde in de zin van artikel 35, eerste lid, bij het verstrijken van de hiervoor bepaalde termijn van een maand.

HOOFDSTUK VIII. - Verzachtende omstandigheden

Art. 37. Indien er verzachtende omstandigheden zijn, kunnen de administratieve geldboetes, bepaald in de artikelen 18 en 24 worden verminderd tot beneden hun minimum, zonder dat zij ooit lager kunnen zijn dan tienduizend frank voor een sanctie op basis van artikel 18, of lager dan vijfduizend frank voor een sanctie op basis van artikel 24.

TITEL V. - Misdrijven

HOOFDSTUK I. - Misdrijven betreffende de onrechtmatige verdeling van toegangsbewijzen

Art. 38. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maand tot drie jaar en een geldboete van tweehonderd frank tot twintigduizend frank, of met een van deze straffen alleen, het verdelen of verkopen van een of meer geldige toegangsbewijzen voor een voetbalwedstrijd, hetzij in overtreding van het uitgiftesysteem ingesteld volgens de door of krachtens deze wet bepaalde toepassingsvoorwaarden, hetzij zonder uitdrukkelijke en voorafgaande toelating van de organisator, met de bedoeling hierdoor het verloop van een nationale of een internationale voetbalwedstrijd te verstoren of met een winstoogmerk.

Art. 39. De poging tot het misdrijf bepaald in artikel 38 is strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een geldboete van tweehonderd frank tot tienduizend frank, of met een van die straffen alleen.

HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen

Art. 40. Ingeval van een veroordeling wegens overtreding van de artikelen 38 of 39 wordt de bijzondere verbeurdverklaring van de toegangsbewijzen voor een nationale of een internationale voetbalwedstrijd steeds uitgesproken, zelfs indien de toegangsbewijzen geen eigendom zijn van de veroordeelde.

Art. 41. In geval van een veroordeling voor een misdrijf, begaan in een stadion, [of in de perimeter]kan door de rechter een gerechtelijk stadionverbod voor een duur van drie maanden tot tien jaar worden uitgesproken.
(Aangevuld bij W.10.03.2003)

Het gerechtelijk stadionverbod kan een aanmeldingsplicht impliceren op de wijze die door de rechter worden bepaald.

Art. 42. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde misdrijven.

TITEL VI. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 43. Kunnen worden medegedeeld aan een organisator en aan de lokale adviesraad van deze organisator, uitsluitend in het geval dat dit nodig is voor de uitoefening van hun verplichtingen : de bestuurlijke inlichtingen die de politiediensten inwinnen en de bestuurlijke documentatie die zij bijhouden met betrekking tot de gebeurtenissen of de groeperingen, die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie in het kader van de veiligheid bij voetbalwedstrijden, met uitsluiting van gepersonaliseerde gegevens.

De organisator en de leden van de lokale adviesraad die deze inlichtingen en documentatie meedelen aan derden, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het strafwetboek.

Art. 44. [ Bij vaststelling in een stadion of in de perimeter van een feit dat een administratieve sanctie kan opleveren in de zin van de artikelen 20, 20bis , 21, 22, 23, 23bis of 23ter , kan de verbaliserende politieambtenaar, officier van gerechtelijke of van bestuurlijke politie, na de overtreder gehoord te hebben, tenzij dit verhoor om veiligheidsredenen niet mogelijk is, beslissen onmiddellijk een stadionverbod als beveiligingsmaatregel op te leggen. Deze beslissing vervalt indien zij niet binnen veertien dagen wordt bevestigd door de ambtenaar bedoeld in artikel 26, § 1, eerste lid.]
(Vervangen bij W.10.03.2003)

 [ Bij vaststelling van een misdrijf begaan in een stadion of in de perimeter stelt deze politieambtenaar, na de betrokkene gehoord te hebben, tenzij dit verhoor om veiligheidsredenen niet mogelijk is, wanneer hij van oordeel is dat een stadionverbod als beveiligingsmaatregel dient te worden opgelegd, hiervan onmiddellijk de procureur des Konings in kennis. De procureur des Konings kan in dat geval een stadionverbod als beveiligingsmaatregel opleggen.]
(Vervangen bij W.10.03.2003)

De politieambtenaar stelt van dit alles proces-verbaal op en, bij vaststelling van een administratiefrechtelijk sanctioneerbaar feit, wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig Titel IV.

Het stadionverbod als beveiligingsmaatregel is slechts geldig voor een termijn van ten hoogste drie maanden te rekenen van de datum van de feiten, en houdt in elk geval op te bestaan indien een administratief of gerechtelijk stadionverbod wordt uitgesproken.

De politieambtenaar deelt de betrokkene mee dat hij het voorwerp uitmaakt van een stadionverbod als beveiligingsmaatregel.

De politieambtenaar vermeldt bovendien in zijn proces-verbaal tot vaststelling van de feiten :

1° het feit dat de betrokkene gehoord werd, of niet gehoord kon worden, met opgave van de redenen waarom;

2° het feit dat aan de betrokkene werd medegedeeld dat hem een stadionverbod als beveiligingsmaatregel is opgelegd;

3° in voorkomend geval, de in het tweede lid bedoelde beslissing van de procureur des Konings.

Art. 45. Elke beslissing waarbij een administratief of gerechtelijk stadionverbod of een stadionverbod als beveiligingsmaatregel wordt opgelegd, wordt medegedeeld aan een door de Koning aangewezen ambtenaar, volgens de modaliteiten bepaald door de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken.

De ambtenaar kan, ter controle van de naleving van het opgelegde stadionverbod, [en de naleving van de minimumvoorwaarden waaraan de kandidaat-stewards en de stewards moeten voldoen ] uitsluitend die gegevens mededelen aan de overkoepelende sportbond of aan de organisator, die noodzakelijk zijn voor en beperkt zijn tot de identificatie van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een dergelijk stadionverbod. De Koning bepaalt, na advies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels daarvoor.
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Art. 45bis. De ambtenaar bedoeld in artikel 45 kan aan de overheden van elke Staat waarmee België daartoe een overeenkomst heeft afgesloten, die gegevens mededelen die noodzakelijk zijn voor de identificatie van personen aan wie in België een administratieve sanctie is opgelegd, of een administratief of gerechtelijk stadionverbod dan wel een stadionverbod als beveiligingsmaatregel, of van wie onmiddellijk een geldsom is geïnd. Ook de gegevens met betrekking tot de aard en de duur van de sanctie en met betrekking tot de feiten die aan de veroordeling ten grondslag hebben gelegen, kunnen worden medegedeeld.

Wanneer de overeenkomst bedoeld in het eerste lid, wordt afgesloten met een Staat die niet behoort tot de Europese Unie, moet deze overeenkomst onderworpen worden aan het voorafgaand advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.]
(Ingevoegd bij W.10.03.2003)

Art. 46. De verplichting waartoe de organisatoren van een nationale en een internationale voetbalwedstrijd zijn gehouden om met betrekking tot hun verplichtingen overeenkomsten aan te gaan met de hulpdiensten en de bestuurlijke en politiële overheden of diensten zoals bepaald in artikel 5, dient, op het moment van de inwerkingtreding van deze wet, te zijn nagekomen uiterlijk op 15 augustus 1998.

 

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21december 1998.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE

De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS

Met 's Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,
T. VAN PARYS